Vannacht heb
ik een vers gebaard
in twee-en-twintig
strofes
de vroedvrouw
vond het een debuut
ik galmde
acht gerijmde zinnen
waarna de
eerste perswee kwam
en dit herhaalde
zich acuut
De strofes
leken eindeloos
maar ik kende
de maten
waarop het
beste kon gepuft
en onderwijl
kneep ik de handen
van de
verpleger naast mijn bed
die door de
melodie verbluft
Dit moet een
psalm zijn kreunde ik
nog steeds
niet wetend welke
doch ’t
koppie was alras te zien
ik perste
nog twee laatste strofes
en net toen
mij de moed verging
lag daar
Psalm Honderdnegentien
ongerijmd
een nieuwe versie
met genen
van de Hip-Hop-scene.
© JELOU