*Zwarte kraaien op het hek.
De geur van rottend vlees
wasemt door mijn muren.
Mijn buurvrouw is weer
thuis,
zucht.*
Vuile ratten rennen weg
De maaien rond haar leest
draaien overuren.
Mijn buurvrouw rochelt hees,
kucht.
Schimmels kruipen langs haar
dij.
Een leger vliegen spat
stuiterend de ramen.
Ik hul mij vast in zwart,
trouw.
Blauwgeaderd moet zij zijn.
De klank van hard gesmak
ettert door mijn kamer.
Men zwelgt haar met gemak,
rauw.
Vele uren zit ik uit.
Een doffe dreun weerklinkt
hoorbaar van hier neven.
De rotte vleesklomp slinkt,
bonkt.
Taaie pezen hangen huid.
Een weeïg lijf verzinkt
laat zich bodem kleven.
De geur van stilte zingt,
lonkt.
© JELOU
* Met dank aan Stephan Stoop
voor de eerste strofe
Geen opmerkingen:
Een reactie posten