Ademwasem
klampt het glas
beslagen, wijl
een hand zich strekt,
zich reikt om
lijnen in de mist
te vormen
tot contouren
een beeltenis
van wat zij was.
Nagels krassen
onverveerd
de scherpte
van gedachtegoed
het opgevraagde
helder nog
doch snel
vervagen sporen
zijn mond
verzucht zich nog een keer.
Naarstig en
bijkans geschetst
zijn muze,
prijkend in een waas
weerkaatst het
zonlicht haar gelaat
ziet hij
haar schoon gedaante
verbleken tot
verreikend flets.
© JELOU
Geen opmerkingen:
Een reactie posten