Hij rammelt
in zijn tuig
de knoken krakend
onder corduroy
een enkele
beweging
scharniert kalkoengekerm
als is het vlees
des vlezes weggeschraapt
om
vliegangst te voorkomen
zijn strakgespannen
huid
ter plaatse
waar ooit wangen
zou zeker een
perfecte paukslag waard
holtes vol
resonantie
echoënd op
de wals des doods
hij rommelt
in zijn jas
waar flessenpost
geen waterstand bekend
wie zou hij
moeten schrijven
zijn brein
een schrompelklomp
een kop van
Jut waar ooit een vrouw voor viel
hij is
allengs vergeten
zijn voeten
houden stil
een fles
klokt lippenbalsem
opdat de
tegels ergens tot hun eind
vrouwen met
kinderwagens
passeren
hem, hun afschuw groots
hij roept
wat in het rond
maar
wereldvreemd verstaat geen hond zijn taal.
© JELOU
Geen opmerkingen:
Een reactie posten