Sinds kort
heb ik een plan bedacht voor de toekomst.
Ik deel mijn
huissleutels uit aan buurtbewoners.
Het nut is
tweeledig zoals alles dubbel is.
Ten eerste
maak ik meteen kennis met de personen in kwestie, iets wat zonder deze actie
nooit het geval zou zijn, en ten tweede bevordert het een gevoel van sociale
controle (lees veiligheid), mocht ik ooit dood in mijn huis liggen.
Niet dat ik
van plan ben om het einde op te zoeken, maar als alleenstaande kun je zomaar onverwacht
ter aarde storten en wekenlang in staat van ontbinding in je huis liggen zonder
dat iemand ervan weet.
En daar ik
geen overlast wil veroorzaken middels zwermen vliegen of onbestemde
doordringende geuren, laat staan het aanzien des persoons als ik na maanden
ontdekt word, lijkt mij dit in deze tijd een uitermate praktische zet.
Ik kan dan
wel een sociaal ingesteld individu zijn, maar mijn levenswijze is er wel eentje
waar niet bepaald een vast ritme in aanwezig is. Tenminste, afgezien van de
ochtenden waarop ik standaard mijn deur uitstap om naar mijn werk te gaan en
twee uur later wederom huiswaarts keer. Daarnaast hangt mijn ritme af van
verdere afspraken, en mocht ik die niet hebben, dan bevind ik mij in stilte in
mijn domein. Wat ik daar ook uitspook.
Gelukkig
weet ik dat ik in elk geval door minstens één persoon in de gaten wordt
gehouden.
Want
gisteren werd er plots aan de deur gebeld, iets wat zelden voorkomt.
Het was een
verderop-verderop-buurman waarmee ik ooit kennis had gemaakt toen ik voor zijn
deur in de container een vuilniszak moest deponeren.
Hij kwam
abrupt zijn deur uit en de straat overgerend om met mij kennis te maken.
Jan heet
hij.
En gisteren
belde Jan dus bij me aan.
Ik deed open
en meteen riep hij uit: ‘hé, je zus ligt in het ziekenhuis!’
‘Ik heb geen
zus”, zei ik prompt.
‘O jawel
hoor’, zei hij, ‘ze staat niet meer voor het raam.’
Hij doelde
op mijn etalagepop, Michael Jackson genaamd.
‘Och, die
staat nu rustig in mijn hobbykamer’, zei ik.
Hij weer
gerust, want het bleek wel iets aparts, zo’n pop zo voor het raam. Iets dat een
impuls gaf aan deze bewoner eens te gaan informeren waar ‘zuslief’ nu gebleven
was.
Verheugd dat
ik hem gerust kon stellen heb ik hem bedankt voor het medeleven, en nadien
bedacht ik mij dat het toch wel fijn zou zijn meer sociale controle te hebben.
Helemaal
gezien het feit dat ik een nieuwkomer ben binnen het dorpsplein.
In elk geval
fungeert mijn erker als een soort van etalage, want zodra er iets veranderd is
wordt dat meteen door de buurt opgemerkt.
Hoogstwaarschijnlijk
heb ik aan één extra sleutel misschien wel genoeg. Maja, als Jan weg is kan
niemand mij meer schaduwen.
Ik denk er
nog even over na.
Misschien
moet ik maar gewoon op bepaalde vaste dagen en tijden mijn vuilnis deponeren,
zodat mijn loopje langs andere buren bekend wordt.
Dat scheelt
aanmerkelijk in het kopiëren van sleutels.
© JELOU