woensdag 22 augustus 2012

DE GEUR VAN DOOD

en ik ruik de dood
terwijl de hemel openscheurt
stukken brokken bovenhaalt
geroosterd of gegrild
met scheuten zachtlimoen
en dwarse dwarse strepen

verdwenen tranen lachen

naar de duiven op het dak
glazen wijn verstoffen
langs de weg naar straks
langs gras geplet

striemen geven licht

uit handen van mijn benen
en omgekeerd vult zich
de lucht met openstaande
opengaande monden

ik ruik de dood

terwijl mijn huid verwaaiert
stukken vellen opensmeert
gepoeierd of gezalfd
met scheuten zachtodeur
en dwarse dwarse strepen

© JELOU

TAKAHASHI SHOTEI


zondag 19 augustus 2012

DE WITTE TORNADO


Het is half twaalf in de ochtend. Ik heb net een praatje gemaakt met mensen van de woningbouw die bij mijn voordeur bezig zijn en ga weer naar binnen. Koud en wel loop ik de kamer in of de deurbel gaat. Vast een van die werklui, denk ik, moet zeker nog iets vragen.

Wanneer ik de deur open doe, staan er twee politieagenten op de stoep. In eerste instantie ben ik verbaasd, maar dan schieten er allerlei dingen door mijn hoofd. Zou er iets zijn met de kids, heb ik iets misdaan wat ik zelf niet heb meegekregen?? En jeetje, wat een kraakheldere overhemden, zo wit krijg ik mijn was niet…..

“Goedemorgen mevrouw”, zegt de oudste van het stel. Hij houdt zijn legitimatie omhoog en gaat verder: “wij zijn op zoek naar Marlon, en wij kregen bericht dat die zich hier bij u moet ophouden.” Marlon, denk ik, Marlon…..”Nou, dan bent u vast verkeerd, zeg ik, want die ken ik niet.” “Weet u dat wel zeker mevrouw?” wordt mij dringend gevraagd. “Dat weet ik zeker”, zeg ik weer. “Toch willen wij even uw huis doorzoeken en boven kijken, vervolgt meneer agent. “Prima hoor, geen probleem, zeg ik, als u niet op de zooi let.”
Ik wil nog verder vragen wat er aan de hand is maar blauwjas nummertje twee deelt mee dat ik dat straks wel zal horen.

Beide heren spurten de trap op met een conditie als aangeschoten konijnen. Marlon, Marlon, denk ik weer…..zou dat een meisje zijn, vermist misschien of weggelopen? Hier komen wel vaker kinderen binnen, maar deze naam ken ik toch echt niet.
Verder gaan mijn gedachten niet want plotseling wordt er hard op de achterdeur gebonsd. Tot mijn schrik zie ik daar ook agenten staan in hagelwit, maar dan drie stuks! Eentje sleept nog een half bos gras achter zich aan, blijkbaar is hij in sluipstand door mijn oerwoud gekropen, want hij ziet er aardig verwilderd uit.

Ik open de deur voor de blauwbroeken, en voor ik een woord uit kan brengen rent het trio richting trap en binnen no-time zijn ook zij verdwenen in mijn puinzooi boven.
Effe Apeldoorn bellen, schiet het door mijn hoofd….. en dan dansen de vijf dienders mijn traptreden weer naar beneden.

Twee van hen doorzoeken de keuken, een ander de gangkasten, en de twee die het eerst binnenkwamen blijven om me heen drentelen. De oudste van het stel is opnieuw aan zet.
“Mevrouw, ik zal u vertellen waarom we hier zijn.” “Lijkt me geen overbodige zaak, zeg ik, na zo’n zoete inval. Is er iemand vermoord ofzo??”
“Mevrouw, herhaalt de man weer, wij hebben een telefoontje gekregen van iemand die zeker weet dat ene Marlon zich hier in uw huis schuilhoudt. Deze persoon is voortvluchtig en we zijn regelrecht hierheen verwezen. Daarom stel ik u nogmaals de vraag: kent u ene Marlon? “

Sodeju, denk ik, wat is hier aan de hand? Ik een voortvluchtige herbergen? Waar zien ze mij voor aan zeg! Of ik moet black-outs hebben, want ik kan me niet heugen dat ik iemand onder mijn bed heb liggen of in de kledingkast. Maar ja, ik word ook ouder en ik vergeet ook steeds vaker waar mijn sleutels zijn…..
“Ik ken geen Marlon meneer, hoor ik mezelf praten, en maf zeg dat elders mensen zijn die zeker weten dat ik een crimineel verberg. Ik wist niet dat ik iets met die wereld van doen had, maar blijkbaar weten anderen het beter dan ikzelf.”

“Met wie woont u hier?”, vraagt de oudste. “Ik woon hier met twee kinderen, zeg ik. Eentje heb ik veelal door de week, en de andere een weekend per veertien dagen. Op dit moment is alleen mijn jongste dochter bij mij.” “Is dat waar, vraagt jongere withemd (nu ook aan bod), maar waarom liggen er dan in de verste slaapkamer twee beslapen bedden open als u alleen de jongste thuis hebt?” Hallo, denk ik, die had vroeger mee moeten doen met dat tv-programma van Mies Bouwman met die lopende band. Zo, dat had hem absoluut wat opgeleverd met zo’n observatievermogen!
“Ach, ziet u, ik ben nu eenmaal geen huisvrouw en puinruimen is ook niet mijn hobby. Vandaar dat alles er sinds afgelopen weekend nog zo ligt. Mocht u volgende week weer langs willen komen, dan kan het zomaar zijn dat u het in dezelfde staat aantreft als vandaag.” Ik had gezegd.

“Oh, by the way, ga ik verder, ik heb aan de voorkant ook nog een schuurtje, daar moet u dan ook nog maar even gaan kijken. Het staat er propvol, maar met een beetje wurgen kunt u er wel in.”
Inmiddels hebben de drie andere gekostumeerden zich weer bij ons gevoegd, en met een wenk van de oudste willen ze de woning verlaten. “Tja, zeg ik, dat is weer eens iets anders dan de standaard dagen hier. Zo beleef ik nog eens iets. Maar mag ik weten wat er allemaal aan de hand is verder? “ Nee, dat mag ik niet weten. De agenten stappen het huis uit en lopen het tuinhek door. De oudste draait zich echter nog even om en komt weer terug. Hij gaat zeer dicht bij mij staan en vraagt nog een laatste keer zeer indringend of ik zeker weet dat ik Marlon niet ken. In eerste instantie vraag ik me af of hij zich met mij wil meten, maar elke gek kan zo wel zien dat ik een kop groter ben. Vreemd volk, die agenten, denk ik nog.

“U vraagt naar de bekende weg, zeg ik, want ik heb uw vraag meerdere malen beantwoord. Nee, ik ken die naam niet. Helaas voor u. Maar ik wens u veel succes toe met de zoektocht.”
Met een ruk draait de kleine zich om en is alweer uit het zicht verdwenen.
De bouwvakkers kijken mij aan en ik moet even mijn verhaal doen. “Tja, zeg ik, zo beleef je niks en zo wordt je huis bestormd door de-arm-der-wet. Ik schijn hier een voortvluchtige te herbergen, alleen weet ik het zelf nog niet.”
De mannen grinniken wat. Dan stap ik mijn huis weer binnen. Een bos gras hangt over de stoelleuning. Het wordt tijd dat ik de zeis door mijn achtertuin ga halen, want voor ik het weet houdt de onderwereld zich er schuil.

© JELOU

woensdag 15 augustus 2012

ZOMERZELFZORGMEDICATIE


De zon een klysma voor verborgen zweet,
waar darmen nog jaloers op kunnen worden
omdat het zonder krampen kan bevord’ren
wat anus slechts in dromen snel vergleed

het doorgaans bleke schenkel slechts bekleed
met zwoele winden die het naakt omgorden,
eczeem doen schromp’len tussen diepe fjorden
waar men zich anders lens krabt bij de vleet

het zand van strand zijn fijne zilte sporen
de huid van hoofd tot aars gescrubt doet gloren,
bebost of kaal slechts een futiliteit

doch wees gewis dat deze werkzaamheid
uw zorgverzekeraar niet zal bekoren:
zij is gebrand op after-blaren-tijd.

© JELOU

dinsdag 14 augustus 2012

GROTESK


Wij hongeren naar flatscreens,
hangend op de plasmabank
het luie oog bediend door
tekens aan de wand,
obesitas nog onderhuids
in afgeschermde beelden

het dippen in geronnen kaas
van uitgekookte chefkoks moet
kamerbreed getafeld,
een stekend mes met crimisaus
zien wij het liefst geschaduwd
op meters bloedplafond

grootvader is afgehaakt en
bungelt aan een spijker daar,
waar het tumult van levensgroot
hem niet meer kan bereiken,
invasies van de robocops
de macht hebben bepaald

zo willen wij betrokken, het
kwijl uit onze monden zijn, als
zou het oog in kijken
slechts zien in opgeslorpt,
het groteske een heuse weldaad
als opstap naar verrijking.

© JELOU

zondag 12 augustus 2012

SCHIER


Het krekelt zomerzoem
in grond- en knispergeuren

mijn voeten smelten
schelpen plat, gekarteld langs
het deinend mos

helmgras buigt mij welkom,
suddert zonnig lomigheid
onder stemmige meeuwen,
losbandige muggen

mijn tenen scheppen zandvreugd
in holtes blijer lopen, want
daar zijn silhouet, wacht mij
een spiegelend verlangen
in golvend, ruisend blauw.

© JELOU

dinsdag 7 augustus 2012

ONTMASKERING


Ik schrijf en schrap
mijn ego tot het bot

het rot eraf
het merg voorbij
tot ik de plek
ontdek waar ik mij vrij
kan waren en vergeef
aan hen die mij verstaan

daar zet ik mij
op gladgestreken vezels
het harnas van de geest
gezonden aan de goden
de schellen voor mijn ogen
afgepeld

hoeken maak ik rond
obstakels vijl ik weg
tot lijf en leed
gesmeed naar naakte waarheid

en ergens onderaan
kerf ik een wentelwoord
tot bloedkoraal.

© JELOU

donderdag 2 augustus 2012

SILHOUET


De bomen hoog verheven in het halfzwart
het halfzwart van de donk're nacht
drijven eenden slapend stil het water rond
lichten autolampen schijnsels tegen het plafond
en ebben dan weer langzaam weg
weer langzaam weg
in het halfzwart van de donk're nacht

en jij en ik wij kijken
de blikken tastend elk silhouet
wat het donker hier heeft neergezet
naast kringen van het water
zitten wij hier steeds maar later
nog te kijken jij en ik
jij en ik zo stil het water rond

De paden diep verzonken in het grijze groen
het grijze groen van niet meer bekend
knerpen stappen ritmisch door de stilte heen
kaatsen echoklanken duidelijk niet meer alleen
en dempen al het boomgeruis
het boomgeruis
in het grijze groen van niet meer bekend

en jij en ik wij kijken
de blikken tastend elk silhouet
wat het donker hier heeft neergezet
naast kringen van het water
zitten wij hier steeds maar later
nog te kijken jij en ik
jij en ik zo door de stilte heen

De beelden lang geleden in een nacht'lijk uur
een nacht'lijk uur van tijd maakt niet uit
dromen vol verlangen van tezamen daar
zwoele mijmeringen die ik koesterend bewaar
en wegleg op de koude bank
de koude bank
in een nacht'lijk uur van tijd maakt niet uit

en jij en ik wij kijken
de blikken tastend elk silhouet
wat het donker hier heeft neergezet
naast kringen van het water
zitten wij hier steeds maar later
nog te kijken jij en ik
jij en ik zo van tezamen daar

Mijn handen weggemoffeld in de trendy coat
de trendy coat ooit van jou geleend
schuiven druppels straaltjes voorwaarts naar het pad
gooi ik kiezelsteentjes klinkend in het vijvernat
en loop ik dan weer langzaam weg
weer langzaam weg
in de trendy coat ooit van jou geleend

en jij en ik wij keken
de blikken tastend elk silhouet
wat het donker hier had neergezet
naast kringen van het water
zaten wij hier steeds maar later
nog te kijken jij en ik
jij en ik zo voorwaarts naar het pad.

en jij en ik wij keken
soms uren, dagen, weken
naast kringen van het water
en steeds, ja steeds weer werd het later
de blikken tastend elk silhouet
wat het donker hier had neergezet.

© JELOU