Hij wil zichzelf geen naam
rust zich slechts bordpapier
om bakermat te weten
zijn tong prevelt een hymne
doorheen de wanenbrij
van diepe wildgroeiwoorden
zijn regenjas een huis
waarop geen hypotheek
vanuit zijn grauwe kassen
bespiedt hij winkelbenen
de stoeptegels een telraam
tot voeten naderbij
plots krijt een duivelskreet
zijn keelgat uit ten hemel
zwaait hij zijn wijnfles
eigen
als vaandel vol triomf
de doodschrik van passanten
zijn graagte in vertier
de mensenmassa wijkt
met afkeurende bogen
naar waar men ongestoord
en hij rust bordpapier
een glimlach om zijn lippen
terwijl een orgelman
zijn bakermat vertolkt.
© JELOU
Geen opmerkingen:
Een reactie posten