De kamer leek vereeuwigd
tot een getralied samen
de gang een lang perron
met mensen zonder naam
Maaltijden dienden jaren
in zwijgzaam wachtend eten
tot steeds maar weer die
schrik
als er opnieuw bericht
de tolk opnieuw verslag
De nacht stommelt rumoerig
verderop huilt een kind
het zijne ligt tevreden in
slaap
diep weggegleden
bij haar, zijn trouwe vrouw
Hij staart het donker in
de brief nog in zijn handen
de stempelinkt vervaagd
door wat zijn ogen brandt
Zij knikt weloverwogen
de tijd van weten daar
hij tast wat in zijn zakken
vlijt zich zacht naast haar
neder
en kust hun kind en haar
de kamer stil vereeuwigd
met mensen zonder naam.
© JELOU
Geen opmerkingen:
Een reactie posten