Hoe pril,
zo pril de lentedagen
waar liefde
koesteringen teer
in armen om
elkaar geslagen
blozend en
lachend telkens weer
Hoe zij vol
humor keer op keer
haar schulp
ontkruipt, weet uit te dagen
hij, haar
gelijk, zich graag laat plagen
haar van
repliek dient zondermeer
Hoe zij hun
ogen naar elkander
alsof zij
glasgeblazen één
versmolten door
dezelfde brander
doch naast
het samen knus alleen
delen zij
ook wat daar omheen:
de wereld
van de een en d’ander.
© JELOU
Geen opmerkingen:
Een reactie posten