dinsdag 23 juni 2015

HET 'K-WOORD'

Typisch Nederlands. ‘Het ‘K-woord’.
Hoeveel taboes kent ons rijke land eigenlijk?? Vele. En één ervan is de K.
Noem het gewoon bij naam. Kanker.
Het is een Kutwoord, maar werkelijkheid, en daar kun je werkelijk menselijk en zonder omhaal mee omgaan. Alleen kennen wij dat niet.

Tegelijkertijd is het ‘K-woord’ verbonden met doodgaan.
Het hoeft niet per definitie, maar dat is wel vaak de eerste doemgedachte die opkomt.
En dat is heftig. Het roept vragen op en drempels om te vragen.
‘Hoever is het al, welke kansen heb je nog, waar kies je voor?’

Morgen zou je sowieso dood kunnen gaan aan een ongeluk, tegen een boom aan kunnen knallen, doodgeschoten worden, een hartaanval krijgen, maar dat weet je niet.
En dat stelt gerust.
Want dat gebeurt procentueel gezien minder vaak.
Maar krijg je een diagnose met prognose, dan heb je een beperkte tijdlijn.
Een onbepaalde, doch beperkte tijdlijn.
Dan WEET je…….

En dat weten, dat is de clou, dat is de angst, omdat het in een tijdlijn staat.
Al weet een ieder dat de mens sterfelijk is, als de tijdlijn duidelijk wordt (of genezing out of order), dan wordt het menens.
Dan leeft iedereen mee en zucht van Oeh en Oh, en wat triest……

Vandaag hoorde ik weer zo’n mededeling. Het was fout, het was weer terug. De ‘K’.
Tussen de Oh’s en Ah’s door heb ik niets te zeggen. Ik ben enkel triest. Verder niet.
Gesprekken volgen over hoe zoiets aan te vatten, en hoever de wetenschap inmiddels is, en vele voorbeelden van anderen volgen. ‘Mijn buurvrouw…..’
Shut Up! Denk ik dan.

Ik ben enkel benieuwd hoe dé persoon erin staat, van waaruit hij of zij behandelingen verkiest en wat hij/zij ervaart tijdens of na behandelingen. Zowel lichamelijk als geestelijk.
En hoe je in het leven kunt staan met de zekerheid sneller dood te kunnen gaan dan gedacht.
Hoe je gedachten überhaupt gaan, als daar al de tijd en ruimte voor is.
Is daar tijd en ruimte voor?
Gun je jezelf daar de tijd voor, of wil je gewoon ‘verder’ en dan maar zien hoe het gaat??
Elk mens is verschillend daarin.

Ik heb de bijzondere gelegenheid gehad met twee mensen daarover open te kunnen praten tot hun dood. De één met een beste borrel, vlak voor haar dood, de ander wegkwijnend en uitgemergeld, maar hij was blij dat ik dingen benoemde zoals angst voor de dood en dat soort dingen. Niemand sprak erover. Het was te heftig. En dat maakte juist zo eenzaam.
Het K-woord…..
Het kon net zo goed ALS heten. Dat is nog heftiger.
Het maakt niet uit.
De kans op doodgaan is groot, en de kans op doodgaan is eng. Want wat moet je zeggen?
Nou, gewoon wat je denkt of voelt.


© JELOU

ONZICHTBAAR MONUMENT



Mijn kamer zou ik volop kunnen vullen
met relikwieën of een beeltenis
van hen die mij zo dierbaar, het gemis
aantoonbaar daar in uitgestalde spullen

zo zou ik mij intens kunnen omhullen
met dat wat er persoonlijk niet meer is
opdat de dag mij immer vergewist
van hen die zich mij nooit meer tonen zullen.

Doch sinds ik met de dood geconfronteerd
-de diepste keer haast dertig jaar geleden-
ontstond er onverhoeds een ommekeer

zag ik mij eerder trouw een graf betreden
mijn kast of wand met foto’s doen bekleden
zo berg ik hen mijn ziel om enkel weer.

© JELOU

vrijdag 12 juni 2015

GEEF MIJ MAAR EEN MONATOETJE


Het klinkt wat ongenuanceerd
maar soms mag men de schurft nabij
zodra principes plots opzij
de samenhang opeens verdeeld
door iets dat ego’s beter

dan klink ik ongenuanceerd
mijn tongriem onverdeeld direct
omdat de grens bij mij zich strekt
rekbaarder nog dan saam geheel
‘k zou beter moeten weten.


want de praktijk, genuanceerd
toont dat het ik en mij vooraan
zich eenmaal rijk en goed voldaan
het saam never nooit meer in beeld
omdat zij nu ‘beter’ leven.


© JELOU

zondag 7 juni 2015

EN ZE NOEMEN HEN ........



Vlinderkinderen.
Net als alle anderen, alleen lijken die meer op vleermuizen met hun gefladder, op zoek naar waar het geluid vandaan komt. Hun sonar bijkans van slag door hun overprikkeld systeem.
Wij, afkomstig van nuchtere bodem, noemen zoiets gewoon een technisch mankement.
Een foutje van de natuur. Dus af en toe effekes Apeldoorn bellen.
Zij, de educatieve buddies, noemen het talent.

Aldus met twee vlinderkinderen rond de tafel, dartelen wij de titeltjes bij langs onder het genot van een kopje thee met nectar en bespreken wij onze talenten.
Zij hoeven niet van bloem naar bloem, de nectar zit bij ons gewoon in potje met schenktuit.
En vleugels krijg je enkel bij Red-Bull of Always.

Wij filosoferen over gebarentaal, oefenen de uitspraak van doven, komen net tot de conclusie dat doventaal nu eindelijk eens wereldwijd gelijk moet zijn en ter plekke vraag ik mij af onder welke noemer ikzelf gearchiveerd zou zijn, ware ik opgegroeid in deze tijd.

‘Vlinderkinderen’, zeg ik, ‘denk eens met mij mee.
Als talentvolle wezens weten jullie dat vlinderkinderen vaak meerdere talenten hebben die elkaar overlappen. Zo ook bij volwassenen, al kunnen die dat voelsprietig fijn verbloemen.
Jullie hebben specifieke Asperge-smaken, vleermuizen neigen meer naar Alsmaar-Duidelijk-Hoorbaar-Dragonderen, ware het niet dat Asperges hoofdvoer en Dragon de klemtoon legt op de smaakpapillen van de tong. Geen wonder dat jullie ondergesneeuwd raken. De pure Asperge-smaak gaat daardoor verloren.’

‘Moeders, je dwaalt af’, zegt vriendjelief-kind.
‘Je hebt gelijk’, zeg ik. ‘Maar hoe noem je iemand die praat met ganzen, opstaat en in het Duits met katten praat, tegen het gasfornuis zegt dat hij goed moet koken, jodelt tegen de zon, blauw ligt van het lachen als ze jou weer ziet binnenkomen, en in een stuip ligt als dochterlief een boer laat terwijl ik net de macaroni complimenteer voor haar degelijke gaarheid.’

‘Aardig gestoord?’ klinkt het vertwijfeld.
Ik balk als een ezel en praktiseer ter plekke nieuwe gebarentaal, terwijl zijn mobiel iets Japans ten gehore brengt, dat ik betitel als een Jantje Smit-song maar dan net anders.
Dochterlief ligt blauw, want ik kom uit de Middeleeuwen, analyseer hun muzieksmaak zo zuiver mogelijk, maar ja, die generatiekloof……
Totdat de piano aandacht trekt en ik mij verbaas over de klassieke stukken die erop gespeeld worden.

Jeetje, denk ik, zij zijn een beetje mij. Met een perfect muzikaal gehoor, alleen wat langer les gehad. Maar net als ik spelend op herinnering.
Talent. Dat is het woord inderdaad.
Maar vlinderkinderen……
Nee, dan fladder ik toch aardig meer. Misschien moet ik een nieuwe diagnose formuleren.
Mijzelf laten analyseren en er patent op aanvragen.
Ik word normaal geacht, maar zij en ik weten wel beter.

© JELOU





woensdag 3 juni 2015

EEN STILLE GRIJNS



Vanavond heb ik bardienst. Een amusante avond, want er zit een groep gestudeerden aan de after-borrel, heftige discussiërend over het wel en wee van de huidige toestand in de wereld, specifiek genomen het onderwerp ‘werkloosheid’.
Ik schenk wat hartverwarmend vocht, omlijst de boel met gratis grabbelnootjes, trek mij terug achter de scheidingswand (ook wel bar genoemd) en hoor de spontane discussies aan terwijl ik quasi onnozel de vaat installeer in de vaatwasmachine, doekjes heen en weer veeg over het aanrechtblad, en net doe of ik een drukke baan heb.

Één der leden is zijn baan kwijt geraakt, en verhaalt hoe heftig het is om na tijden van WW nu plotseling geconfronteerd te worden met de Bijstand.
Onder het genot van hete-aardappel-erren roept de groep voortdurend OEH en AH, en wat verschrikkelijk! Schandalig! Meen je dat echt?

Het lid doet zijn relaas uit de doeken.
Het is een verschrikking! Je moet je inschrijven via de pc bij de betreffende Vacaturebank van het UWV, en wat ze allemaal wel niet van je moeten weten eer je inschrijving rond is!
(Oh jee, denk ik - terwijl ik de glazen afdroog – dit wordt heftig…).

‘Weet je, je moet een hele CV kunnen weerleggen, maar ok, daar valt nog mee te leven, maar dan: ze vragen naar je motivatie, je moet van jezelf een sterkte/zwakte-analyse kunnen benoemen,  je persoonlijke eigenschappen tentoonstellen, bereid zijn een aantal kilometers te willen reizen voor een nieuwe job, en het ergste is, dat je deel moet nemen aan voorlichtingsbijeenkomsten waar Jan en Alleman en halve zolen bijeen geschaard zitten om een lulverhaal aan te horen waar je niets mee kunt.’
De verbazing en verontwaardiging van de toehoorders is niet te stuiten!!! Monden vallen open en men hoort toe hoe het die ander vergaat in de vreemde wereld.

Ik duik achter de bar om glazen in de vaatwasser te dumpen en lig zowat blauw van het lachen. Ja jongens, denk ik bij mezelf, welkom in de echte wereld.

‘Heftig hè’ meng ik mij na een tijdje spontaan vanaf de zijlijn.
Men kijkt mij aan alsof ik een doofstomme ben die opeens kan praten.
‘Het kan nog erger hoor’, meld ik ongevraagd. Tell me!
Ik vraag het betreffende slachtoffer of hij dit, dat, zus of zo, en of hij ook zo gecharmeerd is van de slotzinnen van de Gemeentelijke brieven.
Hij is totaal verbouwereerd.
‘Hoe weet jij dat?’
‘Ach, kwestie van ervaring’ zeg ik, ‘maar dat van jou is nog maar het begin.’

Men is zeer benieuwd naar mijn ervaring en ik verhaal relaxed hoe ik in diezelfde situatie ben beland. En dat ik als eindresultaat nu hier vrijwillig voor hen mijn avond sta te vullen.
Ze zijn geshockt.
Maar tegelijkertijd komen ze tot de ontdekking dat ik ook meer ben dan een domme-kracht die gratis ergens werkt. Want jemig, dat kan hen ook staan te wachten……
Opeens word ik gehoord en ben geen dienstbode meer.

‘Tja, het leven is kut’, zeg ik, ‘maar je moet er wat van maken.’
En terwijl men nog nasuddert en jammert over hoe erg en ach en wee, en hoe dat verder moet met deze maatschappij, grijns ik in stilte.

Join the club, denk ik. This is the real world.

© JELOU