Waar de
rage vandaan komt, Joost mag het weten.
Nu heeft
Joost geen baard, dus blijft het mij een raadsel waarom dit aangegroeid
aangezichtsgewas plotseling hoogtij viert. Maar het is een feit dat dit het
straatbeeld langzamerhand aan het veroveren is.
De
plotselinge metamorfose van gladgeschoren kaalkaak naar ruig beboste baardkin
is mij op zich niet vreemd. Deze abrupte omslag heb ik meerdere malen van
dichtbij kunnen ervaren.
Doch
beperkte dit zich tot mannen die zich van een saai, burgerlijk bestaan afkeerden
en zich volledig stortten in de wereld van het alternatieve leven.
Op zoek
naar hun innerlijke Zijn, de vrijheid in zichzelf, het Andere Denken.
De één
voelde zich verwant met de indianen, verkoos de wildernis en een zwervend
bestaan en noemt zich heden ten dage Wild Woolf. En zie, de wildernis had ferm
om zich heen gegrepen, gezien de volle vacht op zijn kaaklijn en een vogelnest
als hoofdhaar.
Hij was
altijd al een groot dierenvriend, zodoende kon ik dat laatste wel plaatsen.
Een ander
was op zoek naar hét Levenselixer, reisde af naar India, en maanden later kwam
ik hem in de stad tegen. Blijkbaar had hij Dé Beker gevonden en er behoorlijk
wat slokken uit gedronken, want ook bij hem was de wildgroei uitzonderlijk. Gelukkig
herkende ik hem aan zijn ogen, al reageerde hij totaal niet op zijn (mij
bekende) naam, maar na een klap op zijn schouder keerde hij zich om, en
verblijd mij te zien stelde hij zich voor met zijn nieuwe Indiase naam. Hij was
herboren, zo vertelde hij mij.
Dit soort
baardapen (zij waren immers met de natuur vergroeid geraakt) is nog een te
verklaren fenomeen. (Ik maak hierin echter een duidelijk onderscheid tussen baardmánnen
die altijd al een baard dragen en baardapen, degenen die plotseling van
uiterlijk zijn veranderd).
Mijn vader
was bijvoorbeeld een typische baardman. Incluis snor. Dat paste ook precies bij
zijn karakter en zijn functie als directeur. Een imago dus.
De laatste
tijd echter kom ik bekende (en tevens mooie) mannen tegen die, voorheen een
open en glad gezicht, nu plotseling voorzien zijn van een Joodse haar- en
baarddracht, een Moslimse kaaklijndos, of een Sinterklaasdot.
Er bestaan
onderhand diverse drachten in met de daarbij behorende benamingen (de
Egyptische daargelaten, want die houden van kaal), en ik vraag me voortdurend af
wat daar de meerwaarde van moet zijn.
Een
statussymbool (ik heb baard, dus ik ben), een benadrukking van mannelijkheid (ik
heb geen borsthaar, maar kijk, ik ben man), een intercultureel saamhorigheidsrite
(ik be-leef mee met andere culturen), of een ‘kijk-eens-hoe-sexy-haar-kan-zijn’
expressiviteit.
Is dit
misschien een mannelijke hang naar vroeger tijden? Naar Middeleeuwse of
Bijbelse taferelen? Naar daar waar emancipatie nog geen naam?
Is de baard
een potentiële tegenhanger van de ‘kaalslag-der-kruizen-tijd’, waarbij scheren
of waxen de kruistocht der lagere regionen aantrekkelijker maakte?? Want laten
we wel zijn, sommige baardvormen gelijken haast aan (nu fluister ik)
ondergronds schaamhaar.
De
keurig-bijgeknipte daargelaten.
Maar toch…..
Blij ben
ik, zeer blij, dat elk mens zo zijn of haar persoonlijke smaak heeft.
Ikzelf hou
niet van flosdraad. Noch boven, noch onder.
Ongeacht
deze hype van wat-groeit-dat-bloeit.
Daarom heb
ik een wilde tuin.
© JELOU
Geen opmerkingen:
Een reactie posten