Oh wat
speelt de kat toch schattig in het gras! Maar waarmee eigenlijk? Een kikker
zeker.
Ik tuur nog
eens goed door het raam, zie af en toe iets door de lucht vliegen en de kat
vangt het in zijn bek op als een volleerd balspeler. Het blijkt echter geen
kikker maar een veldmuisje.
Ik zie
nooit muizen, alleen maar kikkers, maar kat Kees vindt alleen maar muizen.
Eigenlijk
vind ik het zielig, maar ja, dat is nu eenmaal de natuur, en ik moet eigenlijk
trots zijn dat de rooie kater nog iets bezit van dat wat instinct heet.
Ik verman
mezelf en probeer dit alles te aanschouwen met een nuchtere kijk op de natuur.
Hoepla!
Daar tolt miezemuis weer door de lucht, maar deze keer belandt ie op de tegels.
Kees zit
helemaal in zijn rol als bostijger, wacht tot het schijnbaar dode ding weer
half bijkomt van een zware hersenkneuzing, en traag komt er weer beweging in
het minuscule wezentje. En op dit punt word ik plots partijdig.
De drang om
te vluchten wordt steeds groter en het strompelt half verlamd richting
grasveld. Daar zal het veilig zijn….. Kom op, kom op nou!! denk ik. Je haalt
het wel…..toe dan, je bent er bijna! Maar dan BAMS! Daar maait een kattenklauw
hem weer neer.
Ik waan mij
in een Romeinse film, waarin een mens in een leeuwenkuil geworpen wordt.
Kat Kees
ziet mij staan en begint plots jammerlijk te mauwen terwijl hij mij strak
aankijkt. Blijkbaar wil hij aangemoedigd worden om deze prooi binnen te halen.
Ik mauw
terug alsof hij door het raam kan liplezen. Godzijdank zijn er geen buren in de
tuin die me zien, want ik zou compleet geschift verklaard worden.
En ja hoor,
zoals het Keesje betaamt is hij compleet gefocused op het muizenstaartje. Dát
wil hij pakken, net als een regenwurm, maar helaas krijgt ie er geen grip op.
Met de
minuut voel ik me ellendiger worden. Een wreedaard. Een sadist, die vol
genoegen een strijd volgt die kansloos is. Aan wiens kant sta ik nu eigenlijk?
Opnieuw
vangt Kees mijn blik en jammert er op los. Ik moet hem geloof ik maar even een
blijk van waardering geven en stap naar buiten.
‘Goed zo
Kees’, zeg ik, ‘maar nu moet je hem doodmaken. Dat is eerlijk. Kom op. Pak hem
en doorbijten die hap!’ Maar Kees is er flauw van en loopt weg.
Ik bekijk
de schade. Muislief ligt op zijn zij, kijkt met zijn lieve bruine oogjes ins
Blaue hinein en zijn donzige buikje gaat heftig op en neer. Hij heeft het
benauwd en de kracht om nog overeind te komen is er niet meer. Ik ben in alle
staten…..
‘Godsamme
Kees, kom hier! Maak em dood, sukkel! Meteen!’
Maja, wat
weet een kat nu van hersenkneuzingen, verlammingen en doodsangsten.
En waarom
zou hij ook, want we hebben hem grootgebracht met speelgoedmuizen, en daar
speel je dus gewoon mee. Eigenlijk ben IK dus de daadwerkelijke sadist. IK had
hem beter moeten opvoeden. IK had de speelgoedmuis vanuit zijn jeugd als
voorbeeld moeten doodbijten, zo HUP door het strotje heen van wol.
Martin Gaus
kan ik niet meer bereiken. Een nanny voor katten ken ik niet, dus moet ik nu
mijn verantwoording nemen.
Het moet
dood, de prooi, dat is een feit. Maar hoe!? Erop gaan staan gaat me door merg
en been. En een doekje, gedrenkt in nagellakremover, hem voor de neus houden
zou zijn longetjes acuut wegbranden. Gatver! Ik moet er niet aan denken.
Plots zie
ik de schep staan. Een grote zware. Ik werp nog een laatste blik op het
miniatuur-wezen en dan kom ik in actie.
Ik pak de
schop, bedenk me niet, en terwijl een afgrijselijke oerkreet mijn strottenhoofd
passeert laat ik met alle kracht die ik heb het graafwerktuig neerdalen op het
hulpeloze, naar adem snakkende lijfje. KLENG! Maar het is een taaie, want het
leeft nog, en spasmes treden op overal en nergens. Dus nogmaals KLENG!!
Met angst
en beven aanschouw ik anatomisch alle uiteengespatte delen, en moet ik de
conclusie trekken dat het beestje thans morsdood is. Hemelen vind ik mooier
klinken, maar dat woord vind ik nogal ongepast bij deze actie. Ik heb gemoord!!
Meteen moet
ik aan mijn baas denken. Hij zou mij den hemel in geprezen hebben.
Maar ik,
idioot, zit even later (een kind gelijk) binnen op een stoel te janken.
En dan te
bedenken dat ik ooit met een doodziek muisje van mijn kind naar de dierenarts
ging, het arme beestje in liet slapen onder begeleiding van een opwindbaar
muziekdoosje, zodat het in vrede kon gaan hemelen.
Hoe dubbel
het leven is.
© JELOU
Het is inderdaad dubbel JELOU...
BeantwoordenVerwijderenGroet,
Hilly