donderdag 27 augustus 2015

HOE DUBBEL HET LEVEN



Oh wat speelt de kat toch schattig in het gras! Maar waarmee eigenlijk? Een kikker zeker.
Ik tuur nog eens goed door het raam, zie af en toe iets door de lucht vliegen en de kat vangt het in zijn bek op als een volleerd balspeler. Het blijkt echter geen kikker maar een veldmuisje.
Ik zie nooit muizen, alleen maar kikkers, maar kat Kees vindt alleen maar muizen.

Eigenlijk vind ik het zielig, maar ja, dat is nu eenmaal de natuur, en ik moet eigenlijk trots zijn dat de rooie kater nog iets bezit van dat wat instinct heet.
Ik verman mezelf en probeer dit alles te aanschouwen met een nuchtere kijk op de natuur.
Hoepla! Daar tolt miezemuis weer door de lucht, maar deze keer belandt ie op de tegels.
Kees zit helemaal in zijn rol als bostijger, wacht tot het schijnbaar dode ding weer half bijkomt van een zware hersenkneuzing, en traag komt er weer beweging in het minuscule wezentje. En op dit punt word ik plots partijdig.
De drang om te vluchten wordt steeds groter en het strompelt half verlamd richting grasveld. Daar zal het veilig zijn….. Kom op, kom op nou!! denk ik. Je haalt het wel…..toe dan, je bent er bijna! Maar dan BAMS! Daar maait een kattenklauw hem weer neer.

Ik waan mij in een Romeinse film, waarin een mens in een leeuwenkuil geworpen wordt.
Kat Kees ziet mij staan en begint plots jammerlijk te mauwen terwijl hij mij strak aankijkt. Blijkbaar wil hij aangemoedigd worden om deze prooi binnen te halen.
Ik mauw terug alsof hij door het raam kan liplezen. Godzijdank zijn er geen buren in de tuin die me zien, want ik zou compleet geschift verklaard worden.
En ja hoor, zoals het Keesje betaamt is hij compleet gefocused op het muizenstaartje. Dát wil hij pakken, net als een regenwurm, maar helaas krijgt ie er geen grip op.

Met de minuut voel ik me ellendiger worden. Een wreedaard. Een sadist, die vol genoegen een strijd volgt die kansloos is. Aan wiens kant sta ik nu eigenlijk?
Opnieuw vangt Kees mijn blik en jammert er op los. Ik moet hem geloof ik maar even een blijk van waardering geven en stap naar buiten.
‘Goed zo Kees’, zeg ik, ‘maar nu moet je hem doodmaken. Dat is eerlijk. Kom op. Pak hem en doorbijten die hap!’ Maar Kees is er flauw van en loopt weg.

Ik bekijk de schade. Muislief ligt op zijn zij, kijkt met zijn lieve bruine oogjes ins Blaue hinein en zijn donzige buikje gaat heftig op en neer. Hij heeft het benauwd en de kracht om nog overeind te komen is er niet meer. Ik ben in alle staten…..
‘Godsamme Kees, kom hier! Maak em dood, sukkel! Meteen!’
Maja, wat weet een kat nu van hersenkneuzingen, verlammingen en doodsangsten.
En waarom zou hij ook, want we hebben hem grootgebracht met speelgoedmuizen, en daar speel je dus gewoon mee. Eigenlijk ben IK dus de daadwerkelijke sadist. IK had hem beter moeten opvoeden. IK had de speelgoedmuis vanuit zijn jeugd als voorbeeld moeten doodbijten, zo HUP door het strotje heen van wol.

Martin Gaus kan ik niet meer bereiken. Een nanny voor katten ken ik niet, dus moet ik nu mijn verantwoording nemen.
Het moet dood, de prooi, dat is een feit. Maar hoe!? Erop gaan staan gaat me door merg en been. En een doekje, gedrenkt in nagellakremover, hem voor de neus houden zou zijn longetjes acuut wegbranden. Gatver! Ik moet er niet aan denken.
Plots zie ik de schep staan. Een grote zware. Ik werp nog een laatste blik op het miniatuur-wezen en dan kom ik in actie.

Ik pak de schop, bedenk me niet, en terwijl een afgrijselijke oerkreet mijn strottenhoofd passeert laat ik met alle kracht die ik heb het graafwerktuig neerdalen op het hulpeloze, naar adem snakkende lijfje. KLENG! Maar het is een taaie, want het leeft nog, en spasmes treden op overal en nergens. Dus nogmaals KLENG!!

Met angst en beven aanschouw ik anatomisch alle uiteengespatte delen, en moet ik de conclusie trekken dat het beestje thans morsdood is. Hemelen vind ik mooier klinken, maar dat woord vind ik nogal ongepast bij deze actie. Ik heb gemoord!!
Meteen moet ik aan mijn baas denken. Hij zou mij den hemel in geprezen hebben.
Maar ik, idioot, zit even later (een kind gelijk) binnen op een stoel te janken.

En dan te bedenken dat ik ooit met een doodziek muisje van mijn kind naar de dierenarts ging, het arme beestje in liet slapen onder begeleiding van een opwindbaar muziekdoosje, zodat het in vrede kon gaan hemelen.
Hoe dubbel het leven is.

© JELOU

1 opmerking: