Ik klop het
kleed
tot onderdanig
losgeslagen vuil
zich opgedweept
als donderwolk
een mistbank
vormt. Getooid verleden.
De lucht
bezet door uitroeptekens,
verzuchtingen
uit rokerslongen
waar
sponningen der levensvragen
geen
passend aandeel kundig.
Ik weer de
damp
van onbezonnen
nachtgedachten,
strijdlustig
aangelegde krijgsbaniers
die met wat
wijn willens en wetens.
Doch
naargelang de nevel heldert
zweeft enkel
pluis zich nog in sporen
waar liefde
de slijtageslagen
doorstaan. Het
heden mondig.
© JELOU
Geen opmerkingen:
Een reactie posten