Het
is alweer lang geleden dat ik er kwam. Ik reed er langs met de bus, de
Jeruzalemkerk in de W.A. Scholtenstraat en ter plekke gingen mijn gedachten
terug naar de tijd waarin we als zedige famielje des zondags onze intrede
deden.
Alhoewel intrede niet het juiste woord was, eerder een optocht van bonte
kerktoeristen.
Het ritueel begon al thuis. De kindekens, waaronder mijzelf, werden keurig
uitgedost, het was immers zondag en dat was een feestdag.
Mijn ouders waren creatief zeer onderlegd. Mijn moeder naaide zich de dagen
door een nekhernia om de kinderschaar te voorzien van de schattigste jurkjes,
broekpakken, bloesjes en weet ik wat nog meer, en het zou mijn vader niet zijn
of hij had wel weer ergens een faillissementspartij kleding of anderszins op
weten te scharrelen voor zijn kroost. Als directeur en hoofd van het gezin
moest hij er toch voor zorgdragen dat we er op en top bijliepen, en op de
kleintjes werd goed gelet.
Waar de goeie man het vandaan haalde, Joost mag het weten, maar ook deze keer
werden we (als gezusterlijke vierling) in bijna identieke outfit gestoken. Of
het nou gifgroen gebreide broekpakken waren, geruite bloesjes of truien van
zelfgesponnen wol van Tollema’s schapen, ze waren uniform, op een enkel
gestreept zakje of anderskleurige knopen na.
En als slagroom op de taart kregen we alle vier een identiek colbert met gouden
scheepsknopen, let wel, elk in een aparte opvallende kleur. Om het geheel af te
maken kregen we als extraatje ieder een eigen psalmboek, tevens uniform maar wel
in de kleur van betreffende colbert.
De familie was er klaar voor, en in optocht begaven we ons naar de knalgele
familie Simca die ons gerieflijk en knus opeen te kerke zou gaan brengen. Maar
voordat de ganse colonne in de 02-AL-04 gepropt werd moest nog gecheckt worden
of DE knalgele autotas present was. Het bleek een waardevolle tas met
autopapieren, want om beurten werd een van ons verkozen deze tot zich te nemen
en met hart en ziel te bewaken.
Door al deze bijzondere rituelen vervloog de tijd razendsnel en kwamen we,
zoals elke zondag, te laat op de plaats van bestemming aan. Dan was het HUP
allemaal den auto uit, opstellen in een rij op den stoep, vader draaide de
kanarie op slot, en last but not least kwam de eindcheck van de beruchte gele
zondagstas. En daarmee kon de parade zijn start maken naar de kerkdeuren.
Het kerkorgel speelde de pijpen uit het houtsnijwerk, de gemeente zat doodstil
samengepakt in de houten kerkbanken, zowel boven als beneden in vol ornaat, en
terwijl de ouderlingen en diakenen uit de nissen tevoorschijn kwamen om hun
plaats in te nemen naast de almachtige preekstoel op de daarvoor bestemde
ingebouwde VIP-banken, kwamen wij in colonne binnengemarcheerd, vader
(kolossaal als hij was) voorop en zijn gevolg er achteraan.
Normaliter zou een laatkomer de eerste de beste zitplaats inschieten, maar
vader zou vader niet zijn of hij betrad (de gele tas opvallend aan de arm) met
ferme pas het kerkepad wat dwars door de kerk voerde tot vlak voor de
almachtige preekstoel, alwaar een rij luxe stoelen stond geparkeerd, bestemd
voor speciale gelegenheden. En terwijl de goegemeente deze attractie aandachtig
volgde en wij een gesettled onderkomen zochten, was de goedheilige
zondagspreker reeds gearriveerd en beklom statig de preektroon.
Bovengekomen bleef de dominee enige tijd roerloos doch eerbiedig staan, zodat
wij de gelegenheid kregen neer te dalen op de luxe lederen zittingen waar vader
zijn benen niet in een hoek van 180 graden hoefde te proppen maar ze rustig
languit kon strekken.
Nu was het enkel nog een kwestie van checken of een ieder zijn half rolletje
King en half rolletje drop bij zich had, en zo kon de dienst des woords
beginnen.
En God zegende en behoedde.
© JELOU