Vandaag loop
ik door het plantsoen,
de bomen
lang niet meer zo groen
als in de
tijd toen wij nog jong
We hadden
net wat met elkaar,
jij met je
bruine lange haar
voor mij een
muze uit een song
Het was
zoals ik had gedroomd,
we liepen
heel verliefd en vroom
de handen
klam ineen gevouwen,
ik was
verlegen net als jij
maar kussen
was er nog niet bij
dat deed je
pas als je ging trouwen.
En daar
staan nog de rozenstruiken,
waarvan ik
bloemblaadjes geteld
houdt zij
van mij, wilde ik weten,
maar alles
leek mij goed voorspeld.
We liepen
elke zondag daar
wanneer je
thuis, de kerkdienst klaar,
ik jou
verliefd in vrijheid zag
Tot op een
keer ik onbewust
jouw mooie
lippen heb gekust
en jij de
mijne met een lach
De liefde
stroomde door ons heen,
we voelden
ons tezamen één
onder de
hoge groene bomen,
ik was
mezelf in wolken kwijt
tot jij mij
zei met grote spijt
dat wij te
ver waren gekomen.
En daar
staan nog de rozenstruiken
waarvan ik
bloemblaadjes geteld
houdt zij
van mij, wilde ik weten,
maar alles
leek mij goed voorspeld.
Ik bracht
haar liefdevol naar huis
maar sinds
die dag bleek iets niet pluis
toen ‘k
weken later voor haar deur.
Ze liet me
staan op het trottoir
en door het
raam duidde haar pa
mij iets in
een zeer slecht humeur
‘k Verliet
haar huis met stille trom
al weet ik
nog niet goed waarom
ons
samenzijn zo snel verbroken.
Pas later
schreef zij mij een brief,
bekende immer
nog verliefd
maar door de
kerk bijkans verstoten.
En daar
staan nog de rozenstruiken
waarvan ik
bloemblaadjes geteld,
houdt zij
van mij, kan ik nu weten
maar voor de
rest blijf ik ontsteld.
© JELOU
Naar ‘Het
Dorp’ van Wim Sonneveld.