vrijdag 5 januari 2018

MET ACHTTIEN AL VERDORVEN



Daar zaten we dan.
Hij, de geest uit de fles, en ik, de rebelse.
Tussen ons in stond een gebed klaar in de
stijl van Lodewijk XV.
Het vagevuur kon beginnen.

Hij sprak mij aan op mijn afvalligheid, sneed
schuld aan als boter en eiste spijtbetuiging
voor de grootste erfzonde die Gods Heilige der
Heilige had doen vergelen.
Ik had gemeenschap gehad voor het huwelijk.

Zijn holle ogen staarden mij aan vanuit zijn bleek
en strak gelaat. Lijkstijfheid, dacht ik opeens.
Maar dat bleek helaas niet het geval.

Ik ging het oordeel aan. Betuigde heerlijkheid en
genot, wilde hem inwijden in de wereld van liefde,
maar stokte midden in mijn zin.
Tegenover mij zwollen blauwe aderen op.

Het vagevuur omringde mij met speekseldraden,
deed zonden knetteren, en vlammend ontdeed
zich een mond van mijn slagingspercentage.
Ik bleek eeuwig gedoemd tot een eenzaam pad,
een schaap, verstoten door Gods kudde.

Ik zweeg. Verbeeldde mij enkel nog hoe hij, de
dienaar Gods, er nakend uit zou hebben gezien
voordat hij zijn vrouw bevruchtte. Ik glimlachte.
Dat had ik beter niet kunnen doen. Ik kon gaan.

© JELOU

Geen opmerkingen:

Een reactie posten