Wat het is weet
ik niet, maar zodra ik het winkelcentrum nader in ons “dorp”, krijg ik haast
het gevoel dat ik een bordje om mijn nek heb hangen met de tekst “praat tegen
mij, ik heb het zo nodig”.
Vlak bij de
ingang begint het al.
De ouwe tandloze
drummer met zijn plastic bloemenkrans stopt zijn concert.
“Hé, kom
eens”, hoor ik hem roepen.
Ik probeer onnozel
door te lopen, maar helaas, hij roept steeds harder. Dit is duidelijk voor mij
bestemd.
“Oh hoi”,
zeg ik, terwijl ik op hem afstap. “Riep je mij?”
“Ja, moet
je even horen hè. Jij treedt toch overal op? Nou en toen dacht ik hè, dat jij……”
Maar wat
hij verder murmelt hoor ik al niet meer, want ik hoor háár alweer op mij
afkomen. De scootmobiel in turbostand, zijzelf spastisch hangend over de
zijleuning.
“Hallo
lieverd! Alles goed met jou? Jij ziet er mooi uit vandaag. Wil jij wel een…..”.
Nee, denk
ik, terwijl ik haar riedel in mijn hoofd afmaak.
….”pakje
sigaretten voor mij kopen? Ik heb geen geld meer. Jij bent een mooie vrouw”.
“Helaas”,
zeg ik quasi spijtig, “ik heb zelf ook haast geen geld meer.”
“Fijne
avond nog, en alvast een fijn weekend”, echoot het langs me heen, en voor ik
het weet zoeft ze weer weg. Naar de volgende vraagbaak.
“Da’s een halve
gare”, scheldt de drumstokman, en verder gaat hij met zijn betoog.
“Ik dacht
dus hè, als jij nou eens reclame voor mij kunt maken, dan kan ik ook weer eens
ergens optreden. Kijk!” Hij haalt een vaag gekopieerd vodje tevoorschijn waarop
een selfie inclusief een door zijn dochter met hanenpoten geschreven soort
recensie.
Of ik dit
mee wil nemen naar mijn optredens en dat aan zoveel mogelijk mensen wil laten
lezen.
“Nou,
zoveel treed ik niet meer op hoor”, probeer ik, maar hij laat zich niet van de
wijs brengen. “Gewoon een paar keer kopiëren en dan deel je het gewoon rond.”
“Ik zal
kijken wat ik doen kan”, hoor ik mezelf zeggen. “Maar ik moet nu gaan want ik
sta op tijd en…..” Gekletter van bekkens en gekraai uit zijn murmelmond doen
mijn zin verstommen.
Pfjoe. Dat
ging sneller dan ik dacht. Nu linea recta naar de buurtsuper.
Ik versnel
mijn pas, want links van mij staat overjarige dronken Jannes weer te lallen
tussen drie grote Antillianen die hun tanden goud lachen, maar wiens blikken ik
liever niet wil vangen.
Zo,
eindelijk de poortjes van de Coop bereikt. Ik ben binnen.
Wat zou ik
ook alweer halen…even denken.
Met mijn
koelkast in gedachten poog ik te achterhalen wat ik nou zo nodig had.
Even staar
ik ins Blaue hinein de winkel door, maar dat is van korte duur.
Nee hè, heb
je hem weer! Zijn ogen zijn meteen op mij gericht en ik weet wat dat betekent.
Alsof ik
peper in mijn gat heb sleur ik mij met mand en al naar een naastgelegen
schappenstelling en gluur tussen de Bospaddenstoelensoepen door of hij mij volgt.
En ja hoor.
Nu heb ik
het gehad. Dan maar geen boodschappen verder.
Met het
enige object, een pak melk, haast ik mij naar de kassa. Gelukkig staan er maar
twee klanten voor mij. Dat scheelt weer.
Ik wacht mijn
beurt af, staar wat naar de bounties boven de loopband, tot een penetrante
lucht mijn reukorgaan binnendringt. Ik herken het meteen. Ik hoef niet eens om
te kijken zelfs, want een mond wasemt mij meteen al hele vraagstukken tegemoet
waarin ik nou net geen zin had. Bovendien bederft het mijn eetlust.
Het is de
doorgedraaide professor. Hij kwam ooit daags bij de kringloopwinkel waar ik
werkte. Hele debatten begint hij tegen bekenden, zonder ophouden. Hij stelt
zichzelf hardop vragen en beantwoordt ze daarna ook nog met allerlei
onderbouwde feiten.
En al jaren
hetzelfde overhemd met gele kraag, vunzige regenjas, waarbij je je afvraagt of
dat nu een verweerd tentdoek is met knopen, en hoelang hij er al in woont.
“Koopzegels?”,
vraagt de cassière vriendelijk.
Ik schrik
wakker. Ze heeft mijn zuivelpak reeds gebliept.
“Nee, dank
je”, zeg ik. “Sorry, ik zat even wat te navelstaren.”
Vlug grijp
ik mijn portemonnee en betaal mijn product.
“Vind jij
dat ook niet, dat dat hele gedoe van tegenwoordig…..”.
“Ja”, roep
ik nog snel terug. “Ben het helemaal met je eens.”
En weg ben
ik.
Nu alleen
nog via de achterkant eruit, want anders moet ik weer langs die Poolse
straatkrantvrouw die elk mens en diens boodschappen vriendelijk toelacht, maar
met een blik die je meters verderop nog in je rug voelt priemen, als zou je
haast wel moéten terugkeren om haar krantje te kopen uit mededogen.
© JELOU