Ze zingt
een opera
haar kamer
een podium
waar wandelende
takken
haar handen
mak
ze jubelt
octaven hoog
der mensheid
schuw
eenmaal
binnengetreden
blikken ogen
wereldschuw
toonaarden schallen
luid
ik ben gewoonweg
niet
vragen exploderen
in hoog
sopraangehalte
ik noem
mijn naam en vraag
wat zij aan
het doen
stoïcijns
vangt zij mijn blik
in
schijnbaar ongeroerd
ze zingt
een opera
en ik sluit
weer haar deur
onwetend wie
zij is
onmachtig wat
te doen
twintig
jaar vooruit
ben ik mij
pas gewis
dat wat ik
mij aan schuld
totaal
nihil qua waarde.
© JELOU
Geen opmerkingen:
Een reactie posten