vrijdag 29 januari 2016

DE OPRUIER



Wie denkt gij dat gij zijt?

De menigte rondom uw ziel
een kudde losbandige ossen
de hoeven krom getrokken
bloeddorstig stampend kasseien
grauw duivelsschuim hun bekken
omwille van uw weerwolfklank

Snoevend draven zij uw spoor
waar rottingsgeur geleide doet
hun flanken zwavel zwetend
onwetend dat hun huid gewild
gelooid begerenswaardiger

en gij, gij krijt almachtig

Giftige padden spuwt uw tong
wijl gij langszij het vuur ontwaart
van dampende kolossen
het gif verspreid in breinloos gevolg
de volmacht u geheel ten deel
ter lering ende vermaeck

de schandpaal zou u niet misstaan
noch enig pek met veren
doch gij, pest ende tering nabij
gij kruipt verscholen addergras
te achteloos en vergetend.

© JELOU

Geen opmerkingen:

Een reactie posten