Thuis heb
ik nog een strippenkaart
die jij
voor nood voor mij bewaard
zo’n extra
lange en nog leeg,
voor als de
hunkering naar jou
zo groot,
maar minder door de kou
als ik mijn
stalen ros besteeg.
Jij wist
dat reizen met de bus
mijn liefde
immer warm en knus
jouw diep
verlangen zou verhogen
en eenmaal
in jouw huis beland,
wij samen
zee en broeiend zand,
de zon,
elkanders ogen.
En langs de
dorpen en de wegen
zag ik de
haltes door het raam
ik telde af
tot nummer negen
omdat jij
daar altijd ging staan.
Wat reisde
ik eenvoudig toen
de strippenkaart een soort blazoen
waarop de stempels zo vertrouwd
Maar op een dag, ‘k vergeet het nooit,
had men de kaart eruit gegooid
toen ik net met de bus naar jou
Men zei dat reizen nu per chip ,
zo’n pasje dat bijzonder hip,
en dat ik er maar een moest kopen
Daar stond ik dan verbouwereerd
het saldo van mijn bank verkeerd,
zodat het fietsen werd of lopen.
En langs de
dorpen en de wegen
kwam ik
geen halte meer voorbij
jij stond
daar stil bij nummer negen
te wachten
op de bus van mij.
Jij hebt je
tuin goed voor elkaar
dat weet ik van bekenden daar
met hen heb ik nog steeds contact
Ik weet dat jij mij niet meer wou
nadat jij kleumend in de kou,
die dag mij tijdig had verwacht
Op het station heb ik gebeld,
maar jij was zo teleurgesteld
en kwaad dat ik niet meer kon komen,
Dat jij
mijn strippenkaart een smoes,
mij niet
geloofde en pardoes
geschrapt hebt
uit je liefdesdromen.
En nu, als ik dorpen en wegen
doorkruis met
chipkaart in de trein,
weet ik jou
immer nog genegen
jouw
strippenkaart immer de mijn.
© JELOU
Naar de
tekst van ‘Het Dorp’ van Wim Sonneveld.