Net als
stilte wolken drijft, ik mijn laarzen rijg
om frisse
lucht te vieren, bralt een kat de drempel
plat als
zit een wolf hem op de hielen.
Het is de
buurman. Hij komt verregend thuis.
Ik moét
eruit, achter die heg vandaan. Die heg waar
men spontaan
insinueert of er nog levenden aanwezig.
Waar ik
doorheen mijn keukenraam daags honderd
hondenrassen
langs zie gaan. De tel ben ik reeds kwijt.
De koppen
van de baasjes echter niet.
Een hert
der jacht ontkomen volgt zijn dromen en een
stok die
neerdaalt op mijn pad. Ik wacht het nat en de
vier poten
opdat een vacht zich elders schudt. Het nut
ervan mag
naar de hondenman.
In allerijl
gris ik mijn fiets vanuit het niets wat donker
heet, een
stal dat ooit walhalla zou, nog voordat het
zo volgestouwd,
en trap mij vrijheidsregen.
Geen hond
kom ik meer tegen. Behalve dan een paar
die net als
ik wat etenswaar nog op de bonnefooi.
Er is nog
hoop.
© JELOU
Geen opmerkingen:
Een reactie posten