zaterdag 12 november 2016

TIA MARIA

Wij verbuigen wachttijd naar kruiswoordpuzzelstilte.
Maar niet voor lang.
De gang trekt sporen vol met twijfelvoeten, en ergens tussendoor ontwaken
wij uit synoniemen. Een manspersoon schrijdt binnen. Wij herkennen ons.
Hoogbegaafdheid siert zijn zinnen en eenmaal aangeschoven dekt het onze
tafel. Twintig jaar geschiedenis wordt uitgespreid, precieze data waaraan mijn naam gekoppeld, worden gesorteerd, en gebeurtenissen exact beschreven.
Mijn brein meldt zich onwetend. Een hersenscan zou niet verkeerd, doch wachttijd
geldt enkel mijn moeder.
De bekende serveert humor. Lachsalvo’s kaatsen de gang.
Kalknagelsandalen hebben oren. Verveeld schuift een rollator binnen.
Een zakenman haalt gram om ons ongeoorloofd lachen. Daar is geen reden voor.
Hij stalt zich naast de tafel, oreert zich heer en meester en onderricht ons in de
leer hoe dubbeltjes zich kwartjes.
Hoe je gewiekst belasting tilt, daags op je hoede voor je geld, en dat er veel aftrekbaar.
Hoe rijk je kunt als je erg slim, dat geld enkel gelukkig.
Gejammer kwijlt zich richting kin. Ik geef een hint tot vegen.
Hij heeft nog alles op een rij, enkel zijn hagenpreken, missen soms net het synoniem
wat wij evenzo zochten. ’t Is maar waar je je druk om maakt.
Zijn leven wordt een drama want zijn camperonderhoud stagneert. Hij kan even geen ladder op. En dan de tuin, die strak gemaaid, waar straks weer bobbels zichtbaar.
Hij is de man des huizes, perfect en strak is hem gewoon.
Doch godzijdank heeft hij een kluis, gevuld voor als zijn oude dag.
Ik dank hem voor die aanwijzing (nu slechts nog zijn adres).
Ik wijs hem op het feit dat hij hier een rollator heeft. En ook nog geheel gratis.
Zijn brein hongert naar geld. Het zou een goede optie zijn. Hij zou een stempel kopen
met daarop ‘gezien’, zoals ook de belasting doet. Dan kan hij ze verhuren.
Hij lacht zijn tanden bloot, en predikt rijkdom zonder eind, tot ik hem vriendelijk sommeer
ons even rust te gunnen.
Ook de bekende gaat. Hij mag als eerste door de scan, maar moet nog even grappen.
Hij zegt dat hij is afgekeurd, ik vraag hem snel waarop. Zijn antwoord luidt al lachend:
‘k ben manisch positief.’
Ik kijk mijn moeder aan. We slaken elk een zucht.
Hoe zou die preker zijn zonder een CVA…..
We willen het niet weten.
Geef ons maar een Tia Maria.
© JELOU


vrijdag 11 november 2016

ANDERS DAN ANDERS

Zij zwijgt in vetgedrukte zinnen
doch ik, ik lees ze ongehoord
zie woorden in de kiem gesmoord
daar zij niet weet waar te beginnen

De uitroeptekens daargelaten
ken ik haar taal door stilte heen
tel ik haar blikken één voor één
te diep  soms om doorheen te waden

Zij oogt in stilte zekerheden
men acht haar hoog in zuiver zijn
zij neemt het vers als het refrein
waarmee een ander zich doet kleden

Doch niemand kent haar ware zwijgen
waarvan zij zich niet kan ontdoen
en ik ontcijfer, nacht of noen
het kengetal dat haar onteigent.


© JELOU

dinsdag 8 november 2016

DEBBY PINTO fotografie (III)



Ik heb gepoogd
ze één voor één te tellen

je allerdiepste lagen,
zo kwetsbaar blootgelegd
waar glooiïngen je levensloop
in kleurentijd verankerd.

Maar elke keer opnieuw
kijk ik met andere ogen
waan ik mij schijngeheimen
eerder nooit ontdekt.

Het is de zoete inval
waar licht met donker speelt
schaduwen jouw beeld
mij steeds weer  tot verwondering

je allerdiepste lagen
zo mooi ontelbaar anders.


© JELOU

DEBBY PINTO fotografie (II)



Als ik der dagen oud,
mijn woorden haast versleten
laat mij dan gaan
naar daar

daar waar de wind zich fluistert
in bladerdekgeruis
koelte doorheen het raam
mijn oude slapen streelt
als nacht zich wacht

en om mij heen
zal stilte adem wasemen,
de bergen zacht bekleden
met nevel, echovrij

opdat ik langzaam één
met wat mij heeft omgeven
mijn stede slechts een doosje
waarin ik mij bewaar.


© JELOU

DEBBY PINTO fotografie (I)



Hoe klein ik mij weet

jouw immense grootsheid
opdoemend door raampjes
wanneer ik jou langszij

de kronkelweg zich slingert
omheen jouw ruige torso
ik mij vooruit wil branden
tot waar het uitzicht lonkt.

Hoe klein ik mij weet

nieuwsgierig als een kind
naar wat er achter jou
tevoorschijn zal komen

bij elke bocht halsreikend
mijn neus tegen de ruit
als zouden kilometers
nog enkel meters zijn.

Zó klein als ik mij weet.

© JELOU


zondag 6 november 2016

VOOR WIE WETEN WIL


Soms lengen dagen zich in onbegrepen zinnen
ijveren wijzers van de klok zich voort
de mens immer gefocust om van tijd te winnen
als pint de tijd zich vast aan dat wat hoort

doch zij die onbegrepen zinnen willen weten
keren de klok om helder te verstaan
vergaren wijsheid door weerom te gaan
naar stiltes van de tijd die zij alhaast vergeten.

© JELOU


woensdag 2 november 2016

TOT VERS GEPERST

Hij vroeg haar hem tot sierlijk vers te maken
Zo schoof zij hem gestaag onder elkaar
de armen hier, de romp en benen daar
al naar gelang hoe groot de ledematen

Zijn leest en bekken pasten weliswaar
dezelfde regel, maar het hoofd inzake
zou verderop in diskrediet geraken
daar het met romp en nek nimmer geschaard

Doch zij, kunstzinnig evenals halsstarrig
vond dat zijn toon aardig geëvenaard
dit vers het meest ultieme en zeer passend

de rangorde van ’t lijf misschien verrassend
maar eerlijkheid getrouw het beeld vergaard
gelijk aan hem: vol sier doch meestal warrig.


© JELOU