Overal kom
ik hem tegen.
De man met de
vergeelde kraag.
Zijn bril
beslagen, net als zijn adem.
Je ruikt
hem aankomen.
Hij lijkt
niets te zien, de man.
Hij loopt
verscholen achter vette lokken.
Kwasi
stoïcijns, maar niets is minder waar.
Want wee
degene die zijn blik.
Wee degene
die hem groet.
Dan is er
geen ontkomen aan.
Dan start
de wedijver van debatteren.
Hij tolkt
de wereld, deze man.
Hij toont
IQ in hoge tekstballonnen.
Het is de
lucht van solitair bestaan.
Ik adem in
en tel de zinnen
Ik adem uit
en knik meelevend.
En wijl de
politiek zijn tongriem
vraag ik
mij af –let wel: in stilte-
wanneer
zijn teennagels het laatst geknipt.
© JELOU
Geen opmerkingen:
Een reactie posten